De cursus Integriteitsonderzoek staat als eerste op het programma, op 20 mei 2025. Op 17 juni volgt de cursus AVG voor onderzoekers . In maart verzorgde ik incompany de cursus 'Macht en mensen'. En in het kader van de week van integriteit heb ik het gratis webinar Rechtsstaat en integriteit. Kijk het webinar terug Op verzoek verzorg ik graag voor u een incompany cursus tegen een vast tarief van 1300 per dag of 700 EUR per halve dag, ex. BTW. Wilt u deze op maat laten maken, dan reken ik 300-600 EUR extra. Meer weten...
Ik werk als docent op eigen titel, maar ook voor diverse instituten. Ik ben CRKBO geregistreerd en heb ervaring als docent aan unversiteiten en diverse instituten. Ook werk ik regelmatig samen met andere gerenommeerde docenten. Mijn cursussen zijn: - Maatwerk- Interactief- Gericht op kennis, vaardigheid en bewustwording- Gezellig en interessant- met PE/PO-punten- Hoog gewaardeerd
Als ervaren docent ben ik regelmatig verbaasd over hoe de professionele trainingen, leergangen, cursussen en opleidingen die ik zelf ook geef, worden opgezet. Het voornaamste verbaaspunt: ze beginnen niet bij het begin. Dat is vaak ook lastig, omdat de cursisten allemaal een eigen beginpunt – achtergrondkennis-, ervaring en houding – hebben. Als docent ken je die ook lang niet altijd, en onderwijsinstituten vragen er ook vaker niet dan wel naar.
Of ze kruisen aan: ‘ik voldoe aan hbo-plus werk- en denkniveau’ en ‘ik heb voldoende ervaring met juridische vraagstukken’. Het hangt het natuurlijk af van de zelfkennis en de eerlijkheid van de deelnemer of dat ook echt zo is. Aan de ene kant wil je als docent natuurlijk niet mensen uitsluiten vanwege het niet hebben van een bepaald papiertje. Aan de andere kant wil je graag dat alle cursisten optimaal kunnen meedoen tijdens de cursusdag. Anders zit je met de uitdaging dat de ene cursist zich zichtbaar zit te vervelen bij uitleg van basisbegrippen, terwijl die uitleg voor de andere cursist zichtbaar te snel gaat of te abstract is. En beide zijn funest voor de motivatie van de deelnemer, en dat straalt soms af op de hele groep.
Zelf ben ik geen onderwijskundige, maar heb wel de nodige opleiding op het gebied van het geven van onderwijs en het ontwikkelen van toetsen gedaan. En heb het vak met vallen en opstaan onder de knie gekregen. Maar omdat ik zelf geen expert ben, sta ik graag op de schouders van reuzen ; en laat dat nu net de titel zijn van een uitstekende, online verkrijgbare handreiking van o.m. de bekende onderwijspsycholoog Paul Kirschner. die over wat werkt en niet nog veel meer lezenswaardig heeft geschreven (in het document staan handige links). Dat werkt, dat gerelateerd is aan de cognitieve wetenschap, vormt de basis van mijn onderwijsfilosofie.
Onderwijskunde voor volwassenen wordt doorgaans andragogie genoemd. Het gaat ervan uit dat volwassenen deels anders leren dan kinderen, maar dat een groot deel van de pedagigische principes voor de laatsten voor iedereen gelden. Goed onderwijs bestaat uit kennis, vaardigheden en vorming tot professional. Een bepaalde mate van autonomie en zelfsturing zijn daarvoor noodzakelijk, maar daarin schieten sommige opleidingen door. Met als gevolg dat er uiteindelijk helemaal niets wordt geleerd en de motivatie afneemt.
Sommige trainers – docenten wil ik ze niet noemen – geven er dan maar de voorkeur aan om kennis en ervaring over te slaan en direct door te stomen naar ontdekkend leren, zonder introductie vaardigheden oefenen en andere methoden waarbij zij aan de zijlijn staan. Op die manier hopen zij dat bij de deelnemers werkendeweg de kennis vanzelf aangroeit. Op een inhoudelijke vraag, antwoordt zo’n docent met een tegenvraag: ‘wat vind je zelf?’ Of: ‘laten we dat eens samen gaan uitvinden!’ Onderwijskundig is dat onzinnig; een dergelijke cursus is weggegooid geld.
‘Sociaal-constructivistische’ dialoogsessies, zoals appreciative inquiry waarbij iedereen zijn eigen beleving en werkelijkheid heeft, worden vaak inspirerend en leuk gevonden, maar leveren op termijn bar weinig op aan nieuwe kennis en vaardigheden. Een dag na de bijeenkomst komt de deelnemer immers weer terug op de werkvloer en ontdekt dat hij met de inspiratie helemaal niets kan. Ook dat is funest voor de motivatie van de deelnemer. Dialoog is daarvoor ook niet bedoeld - het is een open verkenning van ieders waarden en achtergronden zonder daarover te oordelen.
Growth mindset-opleiders die ervan uitgaan dat iedereen overal (even) goed in kan worden, kunnen ronduit destructief zijn: als je nu toevallig een bepaalde (aangeboren) gave niet of weinig hebt, dan kun je deze met kennis en vaardigheid wel opvijzelen, maar de belofte dat iedereen kampioen kan zijn, wordt niet waargemaakt. Het kan zelfs leiden tot grote onzekerheid: ‘als iedereen topsporter of topjurist kan worden, waarom lukt het mij dan niet?’
Maar wat dan wel? Om van een cursus op opleiding iets te leren en vooral ook te onthouden en toe te kunnen passen, is een ding onontbeerlijk: motivatie. Je wilt je gevoel van mastery en autonomie vergroten. Je kunt die motivatie al tevoren hebben, en dan is hij doorgaans intrinsiek. Maar je kunt die motivatie ook krijgen door een goede cursus, waarin je het gevoel krijgt dat je beter wordt en er daadwerkelijk in je werk iets aan hebt.
Kennis, vaardigheid en mastery zijn domein-specifiek: dat je van het ene onderwerp voldoende weet en het terrein beheerst, maakt niet per se dat je met die ervaring alle andere kennis zelfstandig kunt aanleren. De cursus moet dus aansluiten bij je kennis- en ervaringsniveau. Ben je bijvoorbeeld een beginner op het gebied van juridische aspecten van je werk, dan is het waarschijnlijk niet handig om een gevorderdenopleiding te volgen. Voor de effectiviteit van een cursus – en ook voor het plezier van iedereen – heeft een min of meer gedeeld niveau de voorkeur.
Verder moet er een kundige docent zijn die de lesstof zelf niet alleen beheerst, maar die er ruimschoots bovenuit kan stijgen; die deze kan relateren aan het grotere geheel, aan de leefwereld van de cursisten en die erover een dialoog kan voeren of een discussie hierover kan leiden. Dat betekent vrijwel altijd dat de docent zelf een formele opleiding op voldoende niveau moet hebben in het specifieke domein.
Een voorbeeld is een juridisch geschoolde en ervaren docent die lesgeeft in een bepaalde wet (bijvoorbeeld de Wet bescherming klokkenluiders), maar die deze kan plaatsen in het systeem, in het internationale en nationale recht, die de voorgeschiedenis kent, de rechtspraak, die ermee in de praktijk heeft gewerkt en die de voetangels en klemmen kent. Is de docent niet juridisch geschoold en ervaren, dan is de kans levensgroot dat de interpretatie van de betreffende wet niet deugt. Bovendien: wetten begrijpen behelst meer dan Nederlands kunnen lezen; de wet zelf is ook een systeem met een bepaald jargon en een bepaalde structuur. De betekenis die de docent aan een bepaald woord geeft, klopt dan bijvoorbeeld niet. Of de docent geeft alleen de hoofdregels aan, maar ziet de uitzonderingen in de wet over het hoofd. Aangezien cursisten de betreffende wet doorgaans ook niet kennen, is het risico dat zij de vergissingen, simplificaties en fouten, en vooral de tips and tricks van de docent overnemen nogal groot. De docent heeft geen mastery, hoewel hij dat zelf – en de cursisten – anders ervaren.
De meeste onderwijskundigen gaan tegenwoordig uit van instructie-gebaseerd leren’ ook voor volwassenenonderwijs. Ik leg dit uit aan de hand van een voorbeeld van een juridische cursusdag.
Aan het begin wordt – doorgaans al op een interactieve manier – uitgelegd wat het belang van het onderwerp is en wat de cursisten aan het einde van de dag moeten kennen en kunnen. Daarna worden kernbegrippen besproken, zoals het besluitbegrip in de Algemene wet bestuursrecht. Dat werkt het best als de theorie aan de hand van uitgewerkte voorbeelden samen met de deelnemers wordt verduidelijkt, zoals een interessante rechtszaak over de vraag of een brief van de overheid wel of geen besluit is. Dit maakt de informatie interessant, inzichtelijk en relevant voor het eigen werk van de cursist.
Vervolgens wordt met de kennis geoefend, bijvoorbeeld door een of meer praktijkgevallen van de cursisten of de docent te behandelen. Dat kan klassikaal, maar ook groepsgewijs. Dit werkt vaak beter dan het bespreken van 'beroemde' - en dus vaak complexere en meer uitzonderlijke - jurisprudentie. Die is wel interessant, maar sluit zelden aan bij de eigen werkpraktijk. Door het oefenen op eigen niveau verankert de kennis en krijgen de deelnemers het gevoel dat zij echt met de stof bezig zijn en ervan leren. Zij reflecteren ook op een kritische manier op de vraag wat zij van het vraagstuk vinden en wat dit betekent voor hun eigen rol als professional. De resultaten worden gepresenteerd en besproken. De cursisten versterken elkaar door de interactie in hun leerproces. Eventuele onduidelijkheden of onjuistheden die bij het oefenen aan het licht komen, kunnen door de docent worden gecorrigeerd, zodat zij niet 'inslijten'. Aan het einde worden de cursisten aangemoedigd om met de stof aan de slag te gaan en met eventuele vragen bij de docent terug te komen. Zie ik u bij een van mijn opleidingen?