Uit onderzoek naar de kwaliteit van cursussen, trainingen en opleiding blijkt dat evaluaties door deelnemers helemaal niets zeggen. Een metastudie door Breetveld in 2021 maakt dat duidelijk voor studentevaluaties in het formele onderwijs (Breetvelt (2021) Studentevaluaties basis voor docentbeoordeling en onderwijsverbetering).
Studentenevaluaties zijn volgens Breetveld geen betrouwbare manier om de kwaliteit van onderwijs of docenten te meten. De scores worden namelijk sterk beïnvloed door factoren die niets te maken hebben met de werkelijke effectiviteit van het onderwijs, zoals geslacht, uiterlijk of vakgebied. Hierdoor zijn ze niet geschikt als objectieve maatstaf voor onderwijskwaliteit.
Uit de vele studies die Breetveld aanhaalt volgt dat factoren een grote rol spelen bij studentevaluaties die niets te maken hebben met de kwaliteit van het onderwijs. Denk hierbij aan kenmerken van studenten, docenten of cursussen. Ook kan het er halo-effect optreden, waarbij één positief kenmerk van een docent kan zorgen voor betere beoordelingen op andere vlakken. Breetveld beschrijft dat:
In formele opleidingen (aan scholen, hogescholen en universiteiten) kunnen we er doorgaans – hoewel inmiddels ook niet altijd helaas – van uitgaan dat er een docent voor de groep staat die zelf een volledige formele opleiding in het vak dat hij verzorgt met goed gevolg heeft afgerond, liefst nog behoorlijk wat werkervaring en onderzoekservaring heeft. In de informele opleidingssector, ook als die is ‘geaccrediteerd’, is dat niet het geval. Een econoom kan rustig zonder enige betrouwbare kennis van zaken juridische opleidingen verzorgen en een op ISO of daarmee vergelijkbare kwaliteitskeurmerken van een bedrijf, stichting of vereniging dragen. Een NLP-coach, jurist of filosoof kan zich zonder bijscholing bezig gaan houden met trainingen in sociale of psychologische veiligheid. Hoe veilig is dat? Of een hbo BA-jurist die zonder ervaring de volledige opleiding tot vertrouwenspersoon wel even voor haar rekening neemt? Staat die in juridische zin wel echt voldoende boven de stof?
Dit soort ‘opleiders’ doen juist vaak evaluaties. En als ze goed zijn – zijn ze daarin selectief of niet? – dan worden ze met sterren en succespercentages geadverteerd op de homepage. Docenten hoeven in de vrije opleidingsmarkt, waaronder die tot gecertificeerd vertrouwenspersoon, niet gestudeerd te hebben op het onderwerp te weten waarin zij pretenderen expert te zijn - zoals bijvoorbeeld een een ‘compliance goeroe’ of ‘trainer bescherming klokkenluiders’ – en met een paar handige ‘eigen ervaringen’ – als je ze vaker ziet, merk je dat die nooit veranderen - kunnen zij het beeld creëren dat zij precies weten waarover zij het hebben. Hoe fijn is dat?
Dit is simpelweg een oxytocineshot: ‘succesvolle’ trainers bouwen gemakkelijk ‘rapport’ op. Zij praten gemakkelijk met cursisten en geven hen het gevoel hen te begrijpen. De cursist voelt zich gezien en heeft het gevoel dat de trainer veel ervaring en kennis heeft. Er ontstaat instant wederkerigheid, vertrouwen en empathie.
Dit kan echter gemakkelijk worden gemanipuleerd. ‘Dark empathy’ komt voor bij zo’n 20 % van de mensen en als iemand een goede acteur is, dan heeft hij een heel repertoire aan banden. In het boek van Maria Konnikova, ‘The Confidence Game’ wordt goed beschreven hoe een oplichter (‘con artist’) te werk gaat. Charlatans – zij lichten niet op in strafrechtelijke zin, maar zitten er wel dicht tegenaan qua moraliteit – komen juist in vrije markten veel voor. Niemand controleert ze immers en dat is ideaal voor mensen die weigeren een goede opleiding te volgen, maar zichzelf als expert in de markt zetten.
We weten uit statistieken dat juist onder trainers, coaches en daarmee vergelijkbare beroepen Machiavellisme de norm is: we doen alsof, we praten met iedereen mee en ik krijg status en inkomen. De helft van de algemene bevolking is ‘High Mach’, in deze sector zijn het er fors meer. Het zijn verkopers, meer niet. Geen serieuze docenten die hun eigen beroepseer hebben. Maar ze verkopen die beroepseer wel met verve!
Bij mijn anonieme onderzoekje naar de opleiding van vertrouwenspersonen heb ik juist hierop doorgevraagd. Door te vragen of de deelnemers de docent in juridische deskundig vonden en zo ja, op basis waarvan, kwam het volgende naar voren:
Kunnen uitleggen is zeker een belangrijke vaardigheid voor een docent. De vraag is hier echter of de cursisten – die dat zelf per definitie niet kunnen beoordelen! – het ‘goed, prettig en helder communiceren’ – de vaardigheid – verwarren met deskundigheid. Ik heb ‘docenten’ meegemaakt die met duidelijke voorbeelden, slides, filmpjes en heldere taal de grootst mogelijke juridische of anderskundige onzin stonden te verkondigen, als een goeroe aan zijn volgers. Juist als er ‘rapport’ is opgebouwd letten mensen daar niet meer goed op. Ze geloven simpelweg dat wat hen verteld wordt, ook correct, actueel, volledig, wetenschappelijk onderbouwd en relevant is. Vaak zijn het onschuldige blunders, soms zijn het zaken die cursisten en degenen die zij van dienste zullen zijn, kunnen schaden.
Om uit te vinden of de vertrouwenspersonen die hun LVV-examen hebben gedaan inderdaad voldoende correct, volledig en actueel zijn opgelegd, heb ik een anonieme test ‘Basiskennis Wet bescherming klokkenluiders’ onder deze doelgroep gehouden. Het is een vereiste dat vertrouwenspersonen die hebben en daarin worden zij ook gedoceerd en geëxamineerd. De test was op mbo+ niveau. 36 % haalde de test niet. 44 % behaalde net-aan een voldoende en slechts 20 procent ruim voldoende tot goed.
Stel, je bent medewerker in een organisatie en je hebt een vermoeden van een misstand. Je denkt er misschien aan om de klok te luiden volgens de interne of externe meldprocedure. Je wilt weten wat je moet, mag en wat veilig of handig is. De vertrouwenspersoon heeft tijdens de cursus geleerd dat er een escalatieladder is. Daarin staan de verschillende opties die de medewerker heeft. Hierop bevraagd in de test, denken veel vertrouwenspersonen dat het een verplicht instrument is. En op die manier sturen zij de medewerker mogelijk ook het bos in.
De escalatieladder is echter een hulpmiddel en geen verplicht instrument, van ‘praten met de baas’ tot uiteindelijk het doen van een melding. Dat komt omdat in diverse opleidingen vertrouwenspersonen – door een docent die zelf volstrekt onvoldoende weet – wordt aangeleerd dat de medewerker deze volgordelijk moet aflopen. Of ze begrijpen niet dat sommige stappen in die ladder risico’s hebben. Dat kan grote schade tot gevolg hebben. Bij het ‘praten met de baas’ is de medewerker namelijk niet goed beschermd. Zeker niet als daarvan geen registratie of verslag wordt gedaan, en waarom zou de baas dat doen als hij zelf mede debet is aan de misstand of zelf bang is voor de baas boven hem? Of als de baas zelf geen idee heeft wat er van hem of haar wordt verwacht? Escalatie en andere ellende is dan juist het gevolg.
En wat heb je aan een vertrouwenspersoon die wel net-aan een voldoende heeft gehaald op mbo niveau, maar die niet uitblinkt in parate kennis? Die kan weliswaar mogelijk goed luisteren en mensen aanvoelen – wat veel respondenten ook aangaven als hun kwaliteit – maar correct informeren over de rechten en plichten van de medewerker wordt lastig. Hopelijk vragen ze dan om hulp, bijvoorbeeld bij het Huis voor klokkenluiders. In zijn jaarverslag gaf deze instantie al aan dat zij veel vertrouwenspersonen aan de lijn krijgen die het zelf ook niet weten. Is dat de lamme die de blinde gaat helpen? Net als zijn docent die eenoog is in het land der blinden?